Familie Jeroen Pols zit vast in Buitenland - in Kort Geding tegen de covid19 terugreis testeis (update: de zaak werd gewonnen)

update 31 december: het kort geding is gewonnen door de eisers.

Jeroen Pols over het vonnis - op odysee

Jeroen Pols over het vonnis - op bitchute

kijk/luister dit interview terug:
Dit interview staat op meerdere kanalen


rumble

Het Potkaars kanaal is door YouTube weggecensureerd. Hier is -via een ander YT kanaal- deze video: https://youtu.be/v7s3gtdttqI

lbry

bitchute

kijk/luister dit interview terug:
Dit interview staat op meerdere kanalen

De Staat eist eind 2020 ineens dat je -vóórdat je in het buitenland in een vliegtuig stapt terug naar Nederland- een negatieve covid19 test kunt tonen. De vrouw en kinderen van jurist Jeroen Pols zitten daardoor met Oud en Nieuw vast in Tanzania en vragen via hun advocaat Gerben van de Corput aan de kort geding rechter in Den Haag om die eis te laten vallen.

De Staat staat in het coronadossier dus wéér voor de rechter. Dit maal niet met Pols als eisende partij, maar zijn gezin dat in deze situatie niet terug kan reizen. In de zitting legt advocaat van de Corput uit hoe de pcr test eis niet is na te komen in een land als Tanzania maar belangrijker, hoe de Staat deze aanvullende eis op je nationaliteit niet kán stellen. Niet alleen is een verplichte test in strijd met artikel 11 van de grondwet, er is geen basis in de wet om iemand met de Nederlandse nationaliteit toegang te weigeren.

De landsadvocaat bracht ter verdediging in dat heel veel mensen zich nu laten testen en dat artikel 11 van de grondwet: het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, lichamelijke integriteit, dus maar een klein beetje werd overtreden. Eigenlijk zei ze een variant van: ‘heel veel mensen hebben vrijwillig seks, dus een klein beetje gedwongen seks om terug te reizen naar je land is toch niet zo erg’.

Die test zelf is geen diagnose middel, zo oordeelde de rechter in een eerder kort geding. De landsadvocaat was het daarmee in deze zaak eens: de negatieve pcr test uitslag die je moet laten zien voordat je in een vliegtuig naar Nederland mag instappen, is niet als diagnose middel bedoeld.

Tanzania is volgens Nederland een risico gebied. Niet omdat daar veel corona is, maar omdat daar weinig wordt getest. Mensen die desondanks afreizen hadden kunnen weten dat deze maatregel er aan zou komen. Dus is het ook een beetje hun eigen schuld. Aldus de landsadvocaat.

De rechter eindigde met een eenvoudige vraag: ‘wat zijn eigenlijk de fundamentele rechten en wat is de ruimte van de Staat om daar inbreuk op te maken?’ Hij voegde daar aan toe dat het een kort geding rechter past terughoudend te oordelen, als het gaat om de Staat.

Potkaars was in de rechtszaal aanwezig en maakte audio opnamen. In dit verslag zie je Pols vóór aanvang en daarna na de zitting advocaat Gerben van de Corput in gesprek met Jeroen Pols en Rico Brouwer over het verloop van de zitting. Aansluitend de integrale audio opname uit de rechtbank.

Het zaaltje waarin de zitting plaatvond was onversterkt. De landsadvocaat praatte erg zacht en ook de plastic schotten tussen de mensen hielden geluid tegen. De opnamen zijn van achteren de advocaten gemaakt, waardoor de audio kwaliteit slecht -maar verstaanbaar- is.

Uitspraak 31 december 12.00 uur, de rechter stelde de eisers in het gelijk.

links:


Vonnis dd 31/12/2020:

.
5. Er is geen aanleiding een vergaande voorziening te treffen als door Eisers c.s. primair
en subsidiair gevorderd. Hun belang is duidelijk: zij willen op 3 januari 2021 zonder eerst een
PCR-test af te laten nemen naar Nederland terugreizen. In de feitelijke onderbouwing van hun
vordering ligt niet besloten dat zij op korte termijn nogmaals in deze positie komen te
verkeren, zodat — het karakter van het kort geding getrouw — volstaan kan worden met een
voorziening, waarmee recht wordt gedaan aan dit belang van Eisers c.s. De
voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat de meer subsidiaire vordering van Eisers c.s.
toewijsbaar is. De redenen daarvoor zijn de volgende.


6. Dat de minister op grond van artikel 7 Wpg een zogenaamde 'aanwijzing' kan geven
aan de voorzitter van een veiligheidsregio, waaronder de regio waarvan Schiphol deel
uitmaakt, staat niet ter discussie. Partijen verschillen wel van mening over de vraag welke
reikwijdte een dergelijke aanwijzing kan hebben. Eisers c.s. bestrijden dat de Wpg de
(wettelijke) basis biedt voor het nemen van maatregelen die in het buitenland effect hebben.


7. Wettelijk uitgangspunt is dat de voorzitter van een veiligheidsregio zorg draagt voor
de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte (als de onderhavige), of een directe
dreiging daarvan, zie artikel 6 lid 4 Wpg. De minister kan de voorzitter van een
veiligheidsregio opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen, waaronder begrepen het
opdragen tot het toepassen van de maatregelen, bedoeld in hoofdstuk V, het hoofdstuk van de
Wpg dat bijzondere bepalingen voor infectieziektebestrijding bevat. In dit geval heeft de
minister op 23 december 2020 de voorzitters van de (relevante) veiligheidsregio's de
aanwijzing gegeven om de exploitanten van luchthavens op te dragen de
luchtvaartmaatschappijen die op Nederland vliegen te verplichten om in het land van vertrek
te controleren of reizigers (die moeten beschikken over een negatieve testuitslag) deze
testuitslag bezitten. Zo niet, dan mogen deze reizigers niet boarden.


8. De Staat heeft duidelijk gemaakt dat de voorzitters van de regio's waartoe Schiphol en
Rotterdam The Hague Airport behoren aldus wordt voorgeschreven op welke wijze gebruik
te maken van de toegekende bevoegdheden in de artikelen 53 en 54 Wpg. In lid 2 van artikel
53 Wpg is bepaald:
"In geval van een directe dreiging van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep
A, kan de voorzitter van de veiligheidsregio ten aanzien van een schip of luchtvaartuig dat een
internationale reis maakt, bepalen welke maatregelen met betrekking tot de toelating tot ofde
onttrekking aan het vrije verkeer moeten worden genomen als het schip ofluchtvaartuig in de
burgerhaven of burgerluchthaven, dan wel in het voor burgerluchtverkeer bestemde gedeelte
van een militaire luchthaven met burgermedegebruik, is aangekomen.
Over de duur van een dergelijke maatregel bepaalt lid 4:
"De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio past de maatregelen niet
langer toe dan nodig is om het onderzoek uit te voeren om de ernst van het gevaar vast te
stellen. "
In artikel 54 Wpg is aan de voorzitter de bevoegdheid toegekend de exploitant van een
luchthaven opdrachten te geven. De bepaling luidt als volgt:
"De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio kan de exploitant van een
burgerhaven ofburgerluchthaven dan wel de burgerexploitant opdragen om:
a. voorlichting aan reizigers te geven over het nemen van maatregelen ter voorkoming
van een infectie ofvan een besmetting van de bagage,
b. medewerking te verlenen aan door de burgemeester dan wel de voorzitter van de
veiligheidsregio te nemen maatregelen van onderzoek van vertrekkende of aankomende
reizigers naar de aanwezigheid van een ziekte van infectueuze aard die een ernstig gevaar
voor de volksgezondheid kan opleveren,
c. ter voorkoming van een besmetting voorschriften van technisch-hygiënische aard uit
te voeren, indien er een gegrond risico is op een besmetting,
d. ter bestrijding van een besmetting gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan
te sluiten.


9. De medewerking die van de Nederlandse luchthavens wordt verlangd en ertoe strekt
opdrachten te geven aan luchtvaartmaatschappijen om een bewijs van een negatieve PCR-test
te verlangen, is volgens de Staat gebaseerd op het bepaalde in artikel 53 en artikel 54 (voor
wat artikel 54 betreft begrijpt de voorzieningenrechter:) aanhef en onder b Wpg. Naar het
oordeel van de voorzieningenrechter is in deze bepalingen, afzonderlijk noch in onderlinge
samenhang gelezen, echter geen aanknopingspunt te vinden voor de bevoegdheid de
exploitant van een luchthaven op te dragen om maatregelen te doen treffen die uitvoering
behoeven in een ander land, in casu het land van vertrek van een vliegtuig dat in Nederland
zal landen. En mocht deze bepaling toch (veel) ruimer moeten worden opgevat, dan is de
vraag of de gevraagde medewerking zover mag gaan dat reizigers zoals Eisers c.s. in wezen
gedwongen worden zich te onderwerpen aan een 'onderzoek' — in dit geval een PCR-test —
omdat zij anders niet worden toegelaten tot hun (retour-)vlucht. Voor een verplichting die
zich — via deze getrapte reeks van maatregelen, namelijk een aanwijzing van de minister, een
opdracht van de voorzitter van de veiligheidsregio, en een opdracht aan een
luchtvaartmaatschappij door de luchthavenexploitant — per saldo richt tot een reiziger die
naar Nederland vliegt, bieden — zoals Eisers c.s. ook hebben betoogd — de artikelen 53 en
54 Wpg naar het oordeel van de voorzieningenrechter onmiskenbaar geen basis. Uit de
memorie van toelichting blijkt dat artikel 54 Wpg geen grond creëert voor een verplichting tot
medewerking aan onderzoek door een reiziger. Hierin valt immers onder meer het volgende
te lezen:
"De medewerking van de reiziger aan zo 'n onderzoek kan niet direct worden afgedwongen.
Wel kan de burgemeester besluiten om reizigers te onderwerpen aan de maatregel van
quarantaine op grond van artikel 35, indien aan de ter zake geldende voorwaarden is voldaan
(kamerstuk 31 316, nr 3, blz. 54). "


10. De conclusie moet daarom reeds luiden dat Eisers c.s. zich met recht erover beklagen
dat zij tegen hun wil gedwongen worden een PCR-test te laten afnemen. Voor een dergelijke
plicht, geldend voor een Nederlandse 'onderdaan' die wil terugkeren naar huis is een
deugdelijke wettelijk grondslag nodig, en die ligt niet besloten in artikel 53 of 54 Wpg. Dat er
dringende noodzaak is om de verdere verspreiding van het virus in Nederland, ook door
(mogelijk) besmette passagiers die naar Nederland vliegen, zoveel mogelijk tegen te gaan,
staat, wat de voorzieningenrechter betreft, niet ter discussie. Maar voor een ingrijpende
verplichting als de onderhavige, die de lichamelijke integriteit van een passagier betreft, is
(minst genomen) een geconcretiseerde wettelijke grondslag nodig. Dat de test slechts een
geringe beperking op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam behelst, en het afnemen
van de test "zo gebeurd" en "weinig belastend" is, kan hieraan niet afdoen.


11. Het voorgaande maakt het onnodig nog in te gaan op de overige argumenten van Eisers
c.s.. Het voorgaande rechtvaardigt immers al een voorziening.

12. Het door Eisers c.s. meer subsidiair gevorderde zal daarom op onderstaande wijze
worden toegewezen. De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in
de kosten. De veroordelingen worden, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.


De voorzieningenrechter beslist als volgt:
- beveelt de Staat het mogelijk te maken dat Eisers c.s. op of omstreeks 3 januari 2021
vanaf Zanzibar (Tanzania) per vliegtuig terug kunnen reizen naar Nederland zonder over een
negatieve PCR-test te beschikken en/ofeen met een dergelijke test verband houdende
verklaring te hoeven tonen of over te leggen;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van Eisers c.s. tot aan de uitspraak